Vanwege de snelle bevolkingsgroei in Hilversum voelde het kerkbestuur van de St. Vitus aan het einde van de 19e eeuw de noodzaak voor een tweede parochie in Hilversum. Het kerkbestuur ondernam meerdere pogingen om grond aan te kopen voor de kerk en pastorie, maar in het begin zonder succes. Eindelijk slaagde het kerkbestuur erin het terrein aan te kopen, gelegen aan de Lage Naarderweg en Koninginnestraat. Het terrein behoorde aan notaris Perk. Het aankoopbedrag was fl. 42585,36. De koop werd in een brief gedateerd op 23 juni 1903 goedgekeurd door de Aartsbisschop van Utrecht. Vrij snel daarna werd ook het aangrenzende stuk grond aangekocht van J.C. Lasonder voor fl. 3055,-. Deze koop werd op 7 januari 1904 door de Aartsbisschop goedgekeurd.
Op 27 september 1904 bezocht de Aartsbisschop Hilversum om de plannen voor de bouw van de tweede kerk te beoordelen. Hij stelde pastoor Dr. M.J. Schräder van Utrecht aan om de parochie op te richten. Deze pastoor Schräder had geesteswetenschappen en theologie gestudeerd. Na zijn priesterwijding in 1886 behaalde hij zijn doctoraat in de godsdienstwetenschappen te Rome. Mgr. Snickers had hem daarna in 1889 benoemd als assistent in de Onze Lieve Vrouwekerk te Utrecht. Op 14 oktober arriveerde pastoor Schräder in Hilversum.
Op 6 juni 1905 vond de plechtige inzegening plaats van de kerk Onze Lieve Vrouwe Onbevlekte Ontvangenis. De inzegening werd gedaan door de Eerw. heer deken M.A. van Crimpen. Zie afbeelding: https://rijksmonumenten.nl/monument/46772/olv-onbevl-ontvangen/hilversum/#&gid=1&pid=2
Aansluitend volgde de plechtige hoogmis opgedragen door pastoor J. Th. Hofman. Hij werd geassisteerd door pastoor R.I.A. Jansen, pastoor van de St Josephkerk te Utrecht, en diaken M. Andriessen. Verder concelebreerden twaalf geestelijken uit de gemeenten in de omtrek. Deputaties waren aanwezig van verschillende katholieke verenigingen, zoals de St. Elisabethvereniging, de R.-K. Kiesvereniging, het kerkbestuur, de St. Vincentius en St. Joseph Jongelingen vereniging, de Eerw. Fraters van het R.K. Onderwijs, de R.-K. Ziekenverpleging, de R.-K. Werkliedenvereniging, het Kruisverbond, de R.-K. Jongensbond, de dames die de kerksieraden vervaardigden en verder architect, aannemers en opzichter van de bouw.
De heer B. Brouwer, kapelaan te Utrecht, hield de preek naar aanleiding van de woorden “Nader tot God en God zal naderen tot u” (Jak. 4,18). Hij benoemde het grote belang van de inwijding van deze tweede kerk voor de katholieken van Hilversum, en wekte de gelovigen op tot het trouw vervullen van hun geloofsplichten. Hij beval verder de nieuwe pastoor aan in de gebeden van zijn parochianen, welke hij wees op hun plicht van dankbaarheid jegens hun vroegere pastoor.
Het zangkoor voerde onder leiding van de heer Mr J.B. Luijkx een tweestemmige mis van Ebner uit en de “Ave Maria” van Haagh. De blik van de aanwezigen werd nergens belemmerd door brede pilaren. Boven het hoofdaltaar is een voorstelling aangebracht van Maria Onbevlekt Ontvangen, indertijd geschilderd door de kunstschilder A. Brouwer.
Op 10 mei 1910 vond de eerste steenlegging plaats van de bouw de nieuwe kerk. Om uur werd een plechtige H.Mis opgedragen door de parochiepastoor Dr. M.J. Schräder, bijgestaan door zijn kapelaans H. Th. Lurvink en S. J. Brenninkmeijer en rector W. van den Hengel. Na deze H.Mis werd in de kerk aan de gelovigen de betekenis van de wijdingsplechtigheden uitgelegd. De eerwaarde heren pastoor J.Th. Hofman, de kapelaans B. Lowes en W. Oostveen van de St. Vitus parochie, pastoor A. van der Waarden van Naarden en kapelaan H. Lunter van ‘s Graveland namen aan de plechtigheid deel.
Men trok daarna vanuit de kerk naar het terrein in processie tussen rijen masten, versierd met groene slingers en vlaggen ter zegening van de plaats waar de vorige avond een kruis was geplant, op de plaats voor het hoofdaltaar. Onderwijl zongen de koorzangers “Quam dilecta tabernacula”. Hierna wijdde de pastoor de eerste steen, gevolgd door de litanie van Alle Heiligen en de antifoon: “Nisi Dominus aedificaverit”.
Toen volgde de eerste steenlegging en wordt de oorkonde in een verzegelde bus gelegd en ingesloten. De tekst van deze oorkonde luidt vertaald: “In de naam van de Allerheiligste Drieëenige God, de Vader, de Zoon en de H. Geest. Amen.
In het jaar 1910 van de geboorte af van onze Heer Jezus Christus, in het 8ste jaar van de indictie-cirkel, op de 10de dag van de maand Mei, in het 7de jaar van het pontificaat van onze allerheiligste vader in Christus Pius X, in het 12e jaar van de regering van hare majesteit onze geëerbiedigde koningin der Nederlanden, Wilhelmina, in het 15de jaar van het episcopaat van zijne Doorl. Hoogw. Henricus van de Wetering, Aartsbisschop van Utrecht, heeft de Eerw. Heer Martinus Joannes Schräder, pastoor van de kerk, op plechtige wijze de eerste steen gelegd en ingemetseld, van de nieuwe parochiekerk te Hilversum, dekenaat Amersfoort, toegewijd aan de Onbevlekte Ontvangenis van de Allerheiligste Maagd Maria.
Om de herinnering aan deze gebeurtenis te bewaren heeft de pastoor va de bovengenoemde kerk, de eerw. Heer Martinus Joannes Schräder, een stuk met eigen hand geschreven, met naam en voornaam ondertekend en met het zegel van de parochie en de handtekening van de navolgende getuigen gewaarmerkt, n.l. de eerw. Heren Henricus Theodorus Lurvink en Stephanus Josephus Brenninkmeijer, de kapelaans; Wolter te Riele, de architect, Petrus Hugo van der Kuijl, Henricus Nieuwenhuijzen, Albertus Henricus Maria van den Bergh en Johannes Geradts, kerkmeesters; Nicolaas Jacobus van Groenendaal, de aannemer, alsmede Antonius Martinus Franciscus Vosman, de opzichter en Willibrordus Antonius Hoes, de uitvoerder. Dit stuk op perkament geschreven, heeft de pastoor doen inmetselen met de eerste steen.”
Hierna werd de “Miserere” gezongen en had de wijding van de fundering plaats. Daarna zong men de antifoon “Fundamenta ejus.”en hiermee was de plechtigheid ten einde.
Op 1 Februari 1911 vond de plechtige wijding van de kerk plaats. De celebrant was Mgr. M. A. Crimpen, deken van dekenaat Amersfoort. De Deken begon de wijdingsplechtigheid buiten de kerk. Daarna vervolgde hij de wijding binnen en werden de parochianen in de kerk toegelaten.
In de hulpkerk had de processie zich inmiddels opgesteld. Het Allerheiligste, gedragen door pastoor Dr. M.J. Schräder werd in processie van de hulpkerk naar de nieuwe kerk overgebracht. De processie was opgesteld als volgt: het kruis, bruidjes met levende bloemen, catechismuskinderen, dezen met palmen en vaantjes, bruidjes, corporaties, zangers, geestelijken, misdienaars en bruidjes, het Allerheiligste. De processie maakte bij binnenkomst eerst een ommegang door de kerk.
De eerste H.Mis werd opgedragen door pastoor Dr. M.J. Schräder. Als diaken en subdiaken fungeerden de Eerw. Heren Rector W. van den Hengel en B. Wirtz van het seminarie. De cantores waren de Eerw. heren J.H. Alfrink en B. Lowes. Vele geestelijken uit de naburige parochies namen aan de plechtigheid deel.
De preek werd gehouden door pastoor F. Langendijk uit Haarle, die bij de oprichting van de parochie in 1905 tot kapelaan was aangesteld. Hij nam tot onderwerp “Venite et ascendamus ad montem Domini et ad domus Dei Jacob.” (Komt, laten wij opgaan tot de berg Gods, en naar het huis van de God van Jacob). De preek bendrukte dat het huis van de Heer het geestelijk middelpunt vormt van het Katholieke volk, en dat Jezus Christus zelf het middelpunt is van de Katholieke eredienst. Het koor zong als communiezang de Preismesse “Salve Regina” van Stehle en daarna het “Te Deum” van Van der Linden.
Op 6 september 1911 vond de plechtige consecratie plaats van de Onze Lieve Vrouwe-kerk. De Aartsbisschop was de dag ervoor aangekomen en had overnacht in de nieuwe pastorie. Dezelfde avond werden door de Monseigneur de relikwieën die in het altaar moesten worden geborgen, in de sacristie op een versierde baar gelegd. Die avond werd alles gereed gemaakt: de relikwieën, drie wierookkorrels en een blad perkament met de datum van de kerkwijding, de naam van de kerkpatroon en van de relikwieën. De Aartsbisschop en enkele gelovigen baden de Metten in de sacristie ter ere van de heiligen van wie de relikwieën afkomstig zijn. Dit zijn de H.Innocentius en de H. Damianus.
In de ochtend begaf de Aartsbisschop zich om 7:00 uur naar de kerk. Hij liet de twaalf apostelkaarsen ontsteken, die langs de muren zijn aangebracht, waaronder elk een wijdingskruis. Daarna begaf hij zich buiten de kerk. Alleen de diaken bleef achter terwijl de deuren van de kerk werden gesloten. De Monseigneur ging naar de sacristie met de andere geestelijken om daar bij de relikwieën de zeven boetpsalmen hardop te bidden. Hierna keerde hij terug naar de hoofdingang van de kerk en bad, waarna door de geestelijken de litanie van Alle Heiligen werd gezongen.
Aan het eind hiervan stond de Aartsbisschop op, zegende zout en water en besprenkelde zichzelf en de omstanders hiermee. Hij liep rechts om de kerk heen, de muren van onder naar boven met wijwater besprenkelend. Vervolgens klopte hij met zijn bisschopsstaf op de deur van de kerk en vroeg toelating, maar de diaken opende niet. Vervolgens ging de Monseigneur opnieuw rechtsom de kerk, terwijl hij het onderste deel van de muren besprenkelde. Hij klopte opnieuw op de deur van de kerk, maar werd niet toegelaten. Daarna ging hij nu van links af, om de kerk, en besprenkelde het midden van de muren met wijwater. Aansluitend klopte hij voor de derde keer op de kerkdeur en op de vraag van de diaken riepen dit keer alle geestelijken: “De Heer der machten zelf is de koning der glorie, opent, opent, opent.” De Aartsbisschop maakte nu met zijn staf een kruis op de drempel van de deur. Onmiddellijk werden de deuren van de kerk geopend en traden de Monseigneur en de geestelijken binnen.
In het midden van de kerk aangekomen, hief de Aartsbisschop de hymne “Veni Creator” aan. Enkele geestelijken maakten met as een groot kruis op de vloer van de kerk. Daarna zong ieder opnieuw de litanie van Alle Heiligen, terwijl de Aartsbisschop de grote letters van het Grieks en het Latijn met zijn staf schreef in de as. Dit ritueel houdt in dat God, de Alpha en de Omega, het begin en het einde van alles, door zijn kruis de wereld heeft verlost. Ook vormt dit kruis, gelijk aan de Griekse X de beginletter van de naam “Christus”.
De Aartsbisschop begaf zich daarna naar het hoogaltaar. Hij zegende opnieuw water en zout, as en wijn. De wijn en het water betekenen de twee naturen van Christus, namelijk zijn Godheid en mensheid. Zout en as symboliseren de mens, als bestaande uit een onsterfelijke ziel en een sterfelijk lichaam. Het wijwater is uitsluitend bestemd voor de wijding van de kerk en het altaar. Het wordt ‘gregoriaans water’ genoemd, omdat de ritus van deze wijding door paus Gregorius de Grote (540-604) is vastgesteld. Na de wijding van dit water begaf de Aartsbisschop zich naar de hoofddeur van de kerk en tekende met zijn staf aan de binnenkant boven en beneden op de deur een kruis. Daarna keerde hij terug naar de vorige plaats en bad in stilte, gekeerd naar het hoofdaltaar.
De inwendige wijding van de kerk begon nu. De Aartsbisschop begon bij het hoofdaltaar. Hij doopte zijn duim in het gregoriaans water en maakte daarmee vijf kruisen op de altaartafel, één in het midden en daarna in de vier hoeken. Vervolgens liep hij zeven keer om het altaar, dit telkens opnieuw met wijwater besprenkelend. Daarna liep hij van achter het altaar uit driemaal langs de muren van de kerk, in de kerk, en besprenkelde het met gregoriaans water eerst naar beneden, dan in het midden en daarna naar boven. Hierna besprenkelde hij de vloer van de kerk in de vorm van een kruis, en daarna vanuit het midden van de kerk naar de vier windstreken. De Aartsbisschop ging daarna naar het altaar, maakte met gregoriaans water een cement gereed en gooide het overblijvende water over het altaar uit. In plechtige processie werden nu de relikwieën de kerk binnengebracht. Voordat men de kerk binnentrok, tekende de Monseigneur met het H.Chrisma in de vorm van een kruis de buitenkant van de hoofddeur en nu werden met de processie ook de gelovigen toegelaten de kerk te betreden. Het graf in de altaarsteen werd door de Aartsbisschop gezalfd met H.Chrisma. Daarna werden de relikwieën daarin neergelegd. De Aartsbisschop metselde vervolgens met het gewijde cement dit graf dicht.
De Aartsbisschop zegende vervolgens de wierook. Hij bewierookte het altaar van alle kanten, en vervolgens zalfde hij het altaar met catechumenenolie en H.Chrisma. Na deze zalving ging hij door de kerk langs de apostelkruizen. Hij zalfde ze elk afzonderlijk met chrisma bewierookte ze driemaal. Daarna keerde hij naar het altaar terug. Hij zegende wierook. Hiervan maakte hij vijf kruisen en legde deze op de plaatsen, waarop tevoren de vijf kruisen met gregoriaans water waren gemaakt. Over elk kruis legde hij een kruisje van dunne kaars. Dit werd aangestoken en de wierookkruisen daardoor verbrand. Daarna zalfde hij de voegen van de altaartafel op de vier hoeken met chrisma. Daarna werd het altaar gereinigd.
De Aartsbisschop begaf zich nu naar zijn zetel om zijn handen te wassen. Men bood hem nieuwe altaardoeken ter wijding aan. Hiermee wijdde hij de verschillende altaarbenodigdheden. Gedurende de gehele plechtigheid werd door de Aartsbisschop en de meewerkende geestelijken gezongen of gebeden.
Als diaken in de gesloten kerk fungeerde pastoor Dr M.J. Schräder, als cantores de eerwaarde heren J. H. Alfrink, B. Lowes en W. Oostveen; als assistenten bij de wijdingen de eerwaarde heren H. Th. Leervink, L. J. Brenninkmeijer, B. Wirtz, L. van der Heijden en C. van der Heijden. Als diaken en subdiaken bij de plechtige wijding waren aanwezig pastor J. ter Heerdt van Kortenhoef en pastoor R. Slinger uit Lathum. Als presbyter assistent fungeerde pastoor J. Th. Hofman, als diaken en subdiaken, pastoor F. Langendijk van Haarle en pastoor C. van der Waarden van Naarden, en als troonassistenten pastoor B. Nieuwenhuis van Arnhem, F.L. Stockmann uit Utrecht. Voor de verdere functies gedurende de pontificale H.Mis waren aangewezen de eerwaarde kapelaan Smit en Donicie van Laren, Mölder van Bussum; Loefs van Eemnes, Paanakker van Blaricum; de Graaf van Baarn. In het priesterkoor hadden plaatsgenomen Mgr. deken M.A. van Crimpen van Eemnes, pastoor Epping van Groningen, pastoor Majoor van Werkhoven en rector W. van den Hengel.
Voorafgaand aan de pontificale H.Mis zong het koor “Ecce sacerdos” van Haller. De H.Mis begon om 10:30 uur. Pastoor W.J.M.H. Ketelaar van Bemmel preekte over Ps. 121 (“Ik verheug er mij over dat gezegd wordt: Naar het Huis des Heren zullen wij opgaan”). Na een herinnering aan de vreugde van David toen hij Jerusalem gemaakt zag tot staatkundig en godsdienstig middelpunt van zijn rijk, wees de spreker op de geschiedenis van de parochiekerk, die in al haar schoonheid dood blijft zolang zij nog niet bezield is door het daarin wonen van Degene, Die de Ziel van de katholieke kerk is, van Jezus in het H. Sacrament. Daarna wees hij op de betekenis van de liturgische plechtigheden van de kerk-consecratie, waardoor het gebouw wordt bereid voor Jezus woning, Die er waarachtig en persoonlijk zijn intrek neemt. Hij dankte de Aartsbisschop en wenste de parochie alle goeds. Hij gaf ook de gelukwensen aan de jubilerende pastoor van de parochie en aan de architect voor het mooie gebouw. De bouw van de kerk met toren en pastorie was bij onderhandse aanbesteding opgedragen aan de heer Jac. van Groenendaal uit Breda voor het bedrag van fl. 83.542,-. Tot slot sprak hij de wens uit dat Gods zegen en genade over de kerk, gemeente en al haar weldoeners in volheid moge neerdalen tot in lengte van jaren.
Het zangkoor zong onder de pontificale Mis de preismesse “Salve Regina” van Stehle. Bij vele parochianen wapperde heden de nationale driekleur uit hun woningen.
Een beknopte geschiedenis van de Onze Lieve Vrouwe-kerk te Hilversum is te downloaden via de link 1994.1 OLV-kerk-1.