De oude Vituskerk, gebouwd in 1786 en in 1853 uitgebreid en van een toren voorzien, stond op dezelfde plaats als de huidige kerk. In 1887 bleek deze kerk veel te klein geworden om alle parochianen onderdak te bieden. De Roermondse architect dr. P.J.H. Cuypers, in die tijd bouwer van vele kerken, werd gevraagd een tekening te maken voor een nieuw te bouwen kerk. In de huidige neogotische Vituskerk kerk zijn nog meerdere interieurstukken terug te vinden die uit de oude Vituskerk afkomstig zijn. De (houten) beelden van de Maagd Maria en Sint Vitus. Beide beelden stonden al in de oude kerk, ook twee geschilderde altaarpanelen, met voorstelling van de hemelvaart van Maria en de H. Vincentius a Paulo, die nu links en rechts van het orgel tegen de muur hangen, komen uit deze Vituskerk. Ook uit de oude kerk komen het door L. van den Brink gebouwde orgel (1859), de bronzen doopvont van E.F. Georges (1860) in de doopkapel en de kruiswegstaties van Antonius Brouwer (1861).
Architect dr. P.J.H. Cuypers legde in 1889 twee ontwerpen aan het kerkbestuur. Het eerste ontwerp omvatte een pastorie en kerk zonder toren, maar met doopkapel en kathechismuskamer. De kosten van dit ontwerp bedroegen ongeveer fl. 102.000,-. Het tweede ontwerp omvatte een pastorie en kerk met toren, maar zonder doopkapel en kathechismuskamer. De totale kosten voor dit ontwerp bedroegen fl. 225.000,-. Helaas viel de aanbesteding van de plannen van architect Cuypers in 1890 niet zo gunstig uit. Het kerkbestuur durfde daarom het ontwerp met toren niet aan en besloot tot een pastorie en kerk zonder toren, maar met doopkapel en kathechismuskamer. De opdracht werd gegund aan de heer H. van Groenendaal uit Nieuwer-Amstel voor het bedrag van fl. 184.457,-.
De nieuwe kerk moest op dezelfde plek komen als de oude. De oude kerk moest worden afgebroken en tijdelijk vervangen door een noodkerk, geplaatst aan de oostzijde van het Roomse kerkhof. Deze noodkerk werd in oktober 1890 in gebruik genomen. De bouw van de nieuwe pastorie was al eerder begonnen, zodat deze in het midden van oktober 1890 kon worden betrokken door de pastoor. In mei 1891 was men klaar om te bouwen. Dit moment werd gevierd met de legging van de gewijde hoeksteen op dinsdag 12 Mei 1891 door deken Janssen. Na de plechtige Hoogmis in de noodkerk werd de perkamenten oorkonde samen met de bouwtekeningen en zilveren en koperen munten uit die tijd, in een loden bus gestoken en in een holle ruimte achter de eerste steen in de voet van de uit baksteen opgetrokken rechter pijler van de triomfboog in het priesterkoor gemetseld.
De bouw van de kerk verliep voorspoedig. Opzichter was K.P.C. de Bazel (1869-1923) , de later bekende architect. Karel de Bazel ging na de voltooing van zijn studie als tekenaar werken op het bureau van Cuypers. Al binnen het jaar werd hij door Cuypers aangesteld als hoofdopziener van de bouw van de grote St.Vituskerk in Hilversum waarvan hij het ontwerp tot in de kleinste onderdelen had gedetailleerd. Later heeft De Bazel nooit begrepen dat Cuypers hem als 21-jarige deze opdracht heeft kunnen geven, en dat hij toen die verantwoordelijkheid heeft durven dragen. Zwaar moet de opdracht wel zijn geweest want vlak voor de voltooiing kreeg De Bazel een burn-out en ging herstellen in het toen revolutionaire kuuroord van de pastoor en watertherapeut Sebastian Kneipp in Duitsland.
Intussen voelden velen zich teleurgesteld door het ontbreken van de toren. Enkele invloedrijke parochianen onder leiding van Jacob Peet Jz. (erfgooier en wethouder van Hilversum) en Johannes Gerardts (oprichter van De Gooi en Eemlander) richtten een penningvereniging op om fondsen te werven voor de bouw van de toren. Deze groep werd bekend als de Torenbouw-commissie. Bij het eindverslag bleek dat de penningvereniging voor de torenbouw in totaal fl. 71.368,57 had opgehaald. Daarmee was de toren een feit. Op dinsdag 3 Mei 1892, ongeveer vijf uur ’s middags, werd het vergulde ijzeren kruis op de nieuwe toren geplaatst. Het kruis is gemaakt door de firma Bijlard.
De nieuwe kerk werd op maandag 5 september 1892 door de Hoogwaardige Aartsbisschop P.M. Snickers plechtig ingewijd. Professor de Rijk, geboren te Hilversum en leraar te Hageveld, hield die dag de plechtige feestrede. Op donderdag 8 september werd de nieuwe kerk op de feestdag van Maria Geboorte voorgoed in gebruik genomen.
In mei 1893 werd besloten dat firma A. Vos te Nuenen bij Eindhoven opdracht kreeg voor de levering van een torenuurwerk. De kosten bedroegen fl. 1100,-. In april 1894 werd het afgeleverd en geïnstalleerd. In april 1894 plaatste men de drie altaren uit de vorige kerk in de kelder onder het priesterkoor. In de zomer van 1898 kwam bij het kerkbestuur van Hilversum een verzoek binnen, om de marmeren altaren uit de oude kerk over te brengen naar de kerk in ’t Munsterscheveld. Het kerkbestuur besloot op 29 juni 1898 positief op dit verzoek.
Ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van de Vituskerk schreef L.B. van der Stam een jubileumboek, getiteld “Honderd jaar R.K. Sint-Vituskerk”.