Android: | Google Play Store | |
iOS: | App Store Apple | |
YouTube: | Introductiefilmpje | |
Website: | www.tiltenberg.org/getijdengebed |
Het wachtwoord voor de app is gelijk aan het wachtwoord voor de website en staat hierboven in de tekst vermeld.
Het officiële Gebed van de Katholieke Kerk heet ‘officium divinum’: ‘goddelijk officie’, ook wel ‘heilig officie’ genoemd. Het officie is volgens oude christelijke traditie zo ingericht, dat heel de loop van dag en nacht door de lofprijzing van God wordt geheiligd.
Er is een algemene ordening van het gebed door het jaar, het zogenaamde jaarofficie, en een structuur voor iedere dag, het dagofficie. Het jaarofficie wordt nader toegelicht in het artikel Liturgisch Jaar.
Het dagofficie is onderverdeeld in acht gebedsuren. Drie van die uren waren al in de vroegchristelijke gemeenschappen bekend. Allereerst waren er de metten. De term ‘metten’ komt van het Latijnse woord matutinus, wat ‘in het vroege uur’ betekent. De metten werden inderdaad vroeg, namelijk in de vroege ochtend of zelfs nog in de nacht gebeden. De dageraad werd gevierd met de lauden, letterlijk: ‘lofzangen’, – ter ere van God, uiteraard. De vroegchristelijke gemeenschappen kenden verder een avonddienst, met het Latijnse woord voor ‘avond’ de ‘vesper’ genoemd.
In het christelijke Kloosterleven was behoefte aan een strikt gebedsritme om dag en nacht te structureren. De metten, lauden en vesper werden daarom met andere gebedsuren aangevuld. Van de nieuwe gebedsuren werden de priem en de completen in het officie opgenomen.
Privé werd door veel christenen voor, op en na het middaguur gebeden. Ook dit drieledig middaggebed is, met de bijbehorende uren, bekend onder de namen van respectievelijk terts, sext en noon, in het officie opgenomen.
De metten, lauden, vespers, priem, completen, terts, sext en noon werden samengevoegd tot het officie. De acht gebedsuren werden tot verbindend richtsnoer oftewel canon voor de hele Kerk verklaard. Zo ontstonden de ‘horae canonicae’ oftewel ‘geregelde uren’ van de Katholieke Kerk.
In Duitsland is van de ‘horae’ het woord ‘Horen’ afgeleid, in Frankrijk het woord ‘Heures’. In Nederland raakte al in de Middeleeuwen als aanduiding voor de ‘horae’ het woord ‘getijden’ ingeburgerd. Men was namelijk gewend om zowel van gebedsuren, als van gebedstijden -‘getijden’- te spreken.
De precieze volgorde van de getijden was als volgt. In de nacht werden de metten gebeden, bij de dageraad de lauden, bij de aanvang van het werk de prime of priem, om negen uur ‘s-ochtends de terts, om twaalf uur de sext, om drie uur de none of noon, bij zonsondergang de vespers, en voor het slapen gaan de completen.
Hoewel de term ‘getijden’ strikt genomen staat voor de tijdstippen waarop gebeden wordt, is de term zeker zo gangbaar voor het bijhorende gebed. Dat gebed wordt logischerwijs ook wel ‘getijdengebed’ genoemd. Opmerkelijk is misschien wel de term ‘koorgebed’, die in de plaats van ‘dagofficie’ en ‘getijdengebed’ kan worden gebruikt.
Al in de zesde eeuw werd door de gelovigen dagelijks een volledig getijdengebed gezongen. Doorgaans gebeurde dit in groepsverband. De plaats waar zich in het kerkgebouw de zangers bevonden, het zogenaamde koor, gaf aan het getijdengebed de alternatieve naam van koorgebed. In de kloosters wordt het getijdengebed tot op de dag vandaag onderhouden in het koor van de kloosterkerk.
In het koorgebed van de kloosters is de viering van de Eucharistie opgenomen, doorgaans net na de terts. In zekere zin wordt zo het misoffer door de kloosterlingen op geregelde uren met lof- en smeekbedes omraamd. Hierop stoelt de gedachte dat het getijdengebed enkel maar door kloosterlingen en priesters in hun koren gebeden zou hoeven worden, in naam van heel de Kerk. Deze gedachte vatte in de middeleeuwen post. Gewone gelovigen, met name hardwerkende boeren, gingen zich op den duur beschouwen als ontslagen van de plicht om dagelijks de getijden mee te bidden.
Voor ons is het inmiddels vanzelfsprekend dat gewone gelovigen de horae niet volledig meebidden. De meeste gelovigen delen alleen tijdens de eucharistieviering op zondag nog in het gebed van de kerk. Dat is dus niet altijd zo geweest: in de vroegste eeuwen waren alle gelovigen iedere dag opnieuw tot gebed op geregelde uren bereid. Om ons een voorstelling te maken van de sterke greep die het geloof daarmee op het dagelijks leven had, hoeven we maar naar de hedendaagse moslimgemeenschappen te kijken. In de moslimwereld draaien alle gelovigen ook nu nog mee in een strikt gebedsregime, dat heel goed als een soort van getijdengebed kan worden gekarakteriseerd.
In de geschiedenis van de Katholieke Kerk zijn priesters, net als kloosterlingen, altijd verplicht geweest om het getijdengebed te onderhouden. Aan grotere kerken waren vrijwel altijd meerdere priesters verbonden. Zij konden eenvoudig met elkaar voor het gebed in het koor bijeenkomen. Aan kathedrale of collegiale kerken werden overigens vaak speciaal priesters aangesteld, die tot hoofdtaak hadden om de horae canonicae in de vorm van een openbaar koorgebed te onderhouden. Deze priesters werden, naar de canon die hen brood verschafte, kanunniken genoemd.
Door selecties uit de voor het koorgebed benodigde boeken onder te brengen in een enkel boekwerk, werd het eenvoudiger om het koorgebed in afzondering te bidden. De oorspronkelijke naam van een dergelijk boekwerk was liber horarum: ‘boek van de (gebeds)tijden’, kortweg ‘getijdenboek’.
In het liber horarum werden onder meer enkele praktische wenken verzameld. Zij vormden het ‘kort overzicht’: het ‘Breviarium’. De aanduiding breviarium ging na verloop van tijd over op het gehele liber horarum. De oudste bekende brevierboeken dateren uit de negende eeuw.
In het Nederlands werd ‘breviarium’ al snel afgekort tot ‘brevier’. Voor het bidden van het brevier kwam de uitdrukking ‘brevieren’ in zwang.
Het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) heeft in de Constitutie over de heilige liturgie (Sacrosanctum Concilium) een apart hoofdstuk aan het Officie gewijd. Een vernieuwing van het officie werd verordonneerd, die ook gevolgen had voor het tijdstip van de gebedsuren:
“a. De lauden zijn als morgengebed en de vespers als avondgebed krachtens eerbiedwaardige traditie van geheel de Kerk de twee spillen van het dagelijks officie; daarom moeten zij als de voornaamste uren worden beschouwd en zo ook worden gevierd.
b. De completen moeten zo worden ingericht, dat zij goed passen bij het eind van de dag.
c. De zogenaamde metten behouden bij het koorgebed het karakter van nachtelijke lofprijzing. Overigens moeten zij zodanig worden aangepast, dat zij op elk uur van de dag kunnen worden gebeden en uit minder psalmen en langere lezingen bestaan.
d. De priem moet vervallen.
e. Bij het koorgebed moeten de kleine uren van terts, sext en noon behouden blijven. Buiten het koorgebed mag men er uit deze drie één kiezen die het best past bij het tijdstip van de dag.” (Sacrosanctum Concilium, 89).
Let wel: er behoeft dus nog maar een minimum van vijf getijden te worden gebeden (lauden, vespers, completen, metten, en nog een ander getijde).
Vaticanum IIdraagt de zielzorgers op, er voor te zorgen dat op de zondagen en de hogere feesten de voornaamste gebedsuren, vooral de vespers, gemeenschappelijk in de kerk worden gevierd (Sacrosanctum concilium, 100). In Nederland is de gemeenschappelijke viering van de vespers op feest- en hoogtijdagen inderdaad min of meer gemeengoed geworden.
Vaticanum II verordonneerde ingrijpende wijzigingen van het brevier. De priem werd geschrapt (Sacrosanctum concilium, 89), de psalmen aan een nieuwe indeling onderworpen (91). Het leesroostermoest geheel worden herzien, en de levens van de Heiligen moesten van onjuistheden gezuiverd worden (92). Opgemerkt werd dat veel van de in het brevier opgenomen hymnen aan een nieuwe redactie toe waren, en dat nog niet geplaatste traditionele hymnen konden worden toegevoegd (93).
De door Vaticanum II voorgestelde wijzigingen zijn in het Breviarium Romanum tussen 1965 en 1968 doorgevoerd. Het brevier werd eigenlijk onherkenbaar veranderd. Eeuwenlang was het brevier in vier delen uitgevoerd. Elk jaargetijde had zijn eigen deel gehad. Vaticanum II maakte aan deze indeling een einde. De kalender van het brevier werd voortaan geheel afhankelijk gemaakt van die van het liturgisch jaar. Dit was, in de ogen van velen, echt het einde van een tijdperk.
Het Breviarium Romanum is na Vaticanum II, zoals gezegd, eigenlijk onherkenbaar veranderd. Sinds de herziening is zelfs de term ‘brevier’ in onbruik geraakt. Officieel wordt nu gesproken van de Liturgia Horarum, de ‘liturgie van de gebedstijden’.
In het Nederlands verscheen de Liturgia Horarum in 1990 onder de titel Getijdenboek : Gebeden voor elke dag. Dit Getijdenboek wordt uitgegeven door de Nationale Raad voor Liturgie.
Vaticanum II heeft nog eens benadrukt dat het getijdengebed het gebed van de hele Kerk is: “Het verdient aanbeveling, dat ook de leken het goddelijk officie bidden, ofwel samen met de priesters, ofwel onder elkaar, of zelfs ieder voor zich” (Sacrosanctum concilium, 100). Alle gelovigen worden dus nadrukkelijk uitgenodigd het officie mee te bidden. De wens van het Concilie is voor een deel praktijk geworden. Dagelijks wordt over de hele wereld door kloosterlingen, priesters en pastores, maar ook door sommige gewone mensen, alleen of in groepsverband, het door het concilie vastgestelde minimum van vijf getijden gebeden