In onze kerk bevinden zich twee kapellen, de Mariakapel en de doopkapel.
Een kapel (van het Latijn cappa = mantel, verkleinwoord capella) is een klein kerkgebouw.
Het woord kapel verwijst naar de kapmantel van de H. Martinus van Tours (316 – 397), die als een kostbare relikwie in afzonderlijke tenten werd bewaard en op reizen meegenomen. Later werd een klein heiligdom zo genoemd.
Nu zijn de kapellen enigszins afgescheiden gedeelten van de kerk, vaak met een eigen altaar.
Rechts achterin de kerk bevindt zich de kapel toegewijd aan “Maria, hulp van de Christenen”. In de begintijd van de Sint-Vituskerk was deze ruimte in gebruikt als katechismuslokaal. Toen godsdienstonderwijs later op de parochiescholen plaatsvond, werd de kapel steeds meer een opslagruimte voor afgedankte en niet meer gebruikte kerkelijke attributen.
De toenmalige pastoor-deken mgr. H.F. Frank, voor wie de vervallen ruimte een doorn in het oog was, zocht naar een passende bestemming voor de kapel. Toen de Tweede Wereldoorlog ten einde was en Hilversum gespaard was gebleven voor het oorlogsgeweld, besloot de deken de ruimte in te richten als dankkapel ter ere van Maria, hulp der Christenen, maar tevens als monument ter nagedachtenis aan hen die vielen voor het vaderland. Aanvankelijk bestond zelfs het plan om in blank marmer de namen te beitelen van de parochiezonen en de overige Hilversummers, die tijdens de meidagen van 1940 waren gesneuveld en van hen die vanwege hun verzet door de bezetter waren geëxecuteerd. Dit plan werd niet uitgevoerd, waarschijnlijk omdat de kosten veel te hoog waren. C,M. van Moorsel Pzn., architect uit Rijswijk, kreeg de opdracht een ontwerp te maken. Hij begrootte de kosten globaal op bijna € 15.429 (ƒ 34.000). Er werd onder alle katholieken van Hilversum een actie gevoerd om het benodigde geld bij elkaar te krijgen. Zelfs werd de vrijwillige medewerking gevraagd van vele Hilversumse ambachtslieden. Toen het plan uiteindelijk door het kerkbestuur was goedgekeurd, werd er driftig aan de inrichting van de kapel gewerkt.
De beeldhouwer Mari Andriessen, die ook schepper is van het monument “De Dokwerker” op het Jonas Daniël Meijerplein te Amsterdam, kreeg opdracht tot het houwen van het reliëf dat boven de altaartafel is aangebracht. Het is een zogenaamde Mantelmadonna, een voorstelling waarbij engelen Maria’s wijde mantel openspreiden, zodat de gelovige mensheid daaronder veiligheid kan vinden.
De reliëfs, die de voorzijde van de altaartafel sieren, werden gehakt door de beeldhouwer H. van Haaren uit Amsterdam. Hij liet zich inspireren oa. Door de litanie van Maria, waarin enkele van deze aanroepingen voorkomen: boven:
v.l.n.r. geestelijk vat; stam van Jesse; schatkist van genade. Midden: bloeiende Aäronstaf: duif van Noach; wijnrank; kroon der maagden; sleutel van David; mystieke roos.
onder: ivoren toren; sterre der zee; gesloten hof.
De Hilversumse aannemer J. Sikking en Zn. Maakte een nieuwe buiteningang tot de Maria-kapel. De Fa. Tukker smeedde de lichtkroon van de kapel. Het glaswerk van de kroon werd vervaardigd door de Kristalunie te Maastricht. Later werden de lampeglazen aangepast aan de overige lampen in de kerk.
De wandschildering, voorstellende de hemelvaart van Maria, werd vervaardigd door Lode Sengers uit Leiden. Ook de boom van Jesse, links daarvan is van zijn hand. De vloer werd opnieuw gelegd met kwartsietsteen uit Duitsland.
De Maria-kapel, die tegenwoordig ook gebruikt wordt als dagkapel, werd op de laatste zondag van mei 1951 plechtig in gebruik genomen. In de Mariakapel zijn in 1951 ramen geplaatst van de Middelburgse glazenier Reimond Kimpe.
De voorstellingen op de ramen verbeelden van links naar rechts: Maria Boodschap; de opdracht in de tempel; kroning van Maria; Deur van de hemel; Maria middelares; Moederschap van Maria; Zetel van wijsheid.
In de loop der jaren zijn in de Mariakapel vele duizenden kaarsen gebrand waardoor het hele interieur van de kapel door een dikke roetaanslag ernstig was vervuild. De combinatie van vervuiling, vrij donkere glas-in-loodramen, een donkere muurschildering tegen de achterwand, grote bomen tegen de buitenzijde en spaarzame verlichting maakte de kapel tot een donkere en sombere ruimte. De binnenzijde is enkele keren opgeknapt door de muren met de witkwast te behandelen. Daarbij zijn de oorspronkelijke wanddecoraties weggeschilderd.
Intussen is de Mariakapel grondig gerestaureerd. Met opzet is gekozen om deze restauratie uit te voeren in de periode tussen mei en november 2009 omdat de kerk dan zonder verwarming gebruikt kon worden voor de doordeweekse vieringen. De Mariakapel beschikt over eigen verwarming en kan daardoor in de winter onafhankelijk van de kerk gebruikt worden. In de kapel is op 4 meter hoogte een steigervloer gebouwd zodat iedere plek goed bereikbaar was. De ramen van Reimond Kimpe zijn uitgenomen en gerestaureerd in het glasatelier. Ook heeft de aannemer de doorgezaagde kettingankers hersteld en bronzen brugstaven voor de ramen ingebracht. De grote smeedijzeren lichtkroon met glazen bol is door vrijwilligers technisch aangepast voor een betere verlichting op de vloer, op de wanden en op het gemetselde gewelf. Het sterk vervuilde metselwerk, vooral van het gewelf, is gereinigd door inspuiting met een rubbersubstantie die na droging als grote vellen met vuil en roet van het metselwerk wordt afgetrokken.
De restauratieschilder Karin van der Lem heeft de oorspronkelijke beschildering naast de vensters weer zichtbaar gemaakt. Kleurige bloemenranken en vogels kwamen onder witkalk tevoorschijn. Tevens is de kleur van de lagere wandvlakken in toon gebracht met de kleuren in de rest van de ruimte. De wandschildering van Lode Sengers tegen de achterzijde van de kapel, voorstellende de hemelvaart van Maria, is gereinigd en bijgewerkt.
De Mariakapel heeft haar eigen oorspronkelijke ingangsportaal met buitendeur weer terug. Deze ingang werd al meer dan 40 jaar niet meer gebruikt. Het portaal was al vele jaren in gebruik als rommelhok en opslagruimte voor de grote kerstgroep. Het beeldhouwwerk boven het altaar is van de hand van de bekende beeldhouwer Mari Andriessen en behoefde ook enige restauratie. Na restauratie zijn de houten beelden van de voormalige Willibrordkerk in de Mariakapel geplaatst op de wandvlakken links en rechts van het altaar. Het zijn van links naar rechts de H. Willibrord, de H. Antonius, de H. Jozef en de H. Maria. Het formaat en de stijl van deze vier beelden past goed in de Mariakapel.
Bij het bestuderen van oud fotomateriaal is gebleken dat de leibedekking van de Mariakapel oorspronkelijk ook in twee kleuren leien was uitgevoerd zoals op de hoge daken van de kerk. Onderzoek door de afdeling monumentenzorg van de gemeente heeft bovendien uitgewezen dat in de dakbedekking ter hoogte van de aanwezige krans van dakkapellen een extra uitspringende rand als extra sierelement was aangebracht. Na het slopen van de oude dakbedekking ontdekte de leidekkers in het houten dakbeschot van de Mariakapel duidelijk de aanzetten van dit oorspronkelijke “scheppingsdeel” dat bij later herstelwerk aan het dak eenvoudigweg is afgezaagd en verwijderd. Inmiddels heeft de opzichter Robert Guinée op aanwijzing van restauratiearchitect Paul van Vliet een nieuwe tekening gemaakt van dit dakdetail dat door de timmerlieden rondom is aangebracht ter hoogte van de onderzijde van de dakkapellen. Het nieuwe scheppingsdeel is met koper afgewerkt.
In juli 2011 zijn de losse bankjes en bidstoeltjes uit de Mariakapel vervangen door een aantal lange banken met knielbanken afkomstig uit de gesloten Willibrordkerk in Amsterdam. Met deze nieuwe opstelling zijn er 50 zitplaatsen in de Mariakapel beschikbaar voor de dagelijkse vieringen door de week.
Het kerkbestuur wil graag een dagelijkse openstelling van de Maria-kapel realiseren. Het weer in gebruik nemen van de eigen ingang en het plaatsen van vaste banken vormen de eerste stappen naar een dagelijkse openstelling. Sinds 30 oktober 2012 is de kapel van dinsdag tot en met zaterdag open als de geel-witte vaandel buitenhangt bij de eigen ingang aan de kant van de pastorie.