In de geschiedenis van de Vituskerk zijn er vele weldoeners van naam geweest. Het archief bevat lijsten van giften.
De vroegste vermelding is in de vroege 15e eeuw. In 1416 werd de kapel van Hilversum tot kerspelkerk verheven. De buren van Hilversum schonken volgens het archief van het Aartsbisdom voor het onderhoud grond die jaarlijkse 25 Arends-guldens zou opbrengen (zie Archief van het Aartsbisdom XXIV.410). De volgende gift staat geregistreerd in het jaar 1651. Dat jaar bouwden de buren van Hilversum een nieuw huis voor pastoor De Sayer die sinds 1650 pastoor was van Hilversum.
Aan het einde van de 18e eeuw schonk de heer Velthuysen een boerenhuis aan de Rooms-Katholieke Kerk. Dit huis stond aan de buitenring van het dorp. Volgens het register was de afstand tot de oude dorpskerk 130 roeden, en 70 roeden van de kerk van de Jansenisten. Vermoedelijk is dit het huis wat aan het noordeinde van de Groest ligt op de grens van de Laarderweg. In 1784 werd de nieuwe kerk met pastorie gebouwd dankzij enkele weldoeners. De grootste giften kwamen van de weduwe van Christiaan Alders, Roel Calis en Cornelis Willemse Reyn met fl. 2000,-. Hendrik Andriessen en Jan de Wit schonken elk fl. 1000,-. Het totaal aan giften voor de bouw liep op tot de som van fl. 19.069,10. Een jaar in 1785 later haalden jongeren een donatie op voor het orgel voor een bedrag van fl. 1.156,15. De grotere bedragen werden gedoneerd door de kinderen van Roelof Calis (fl. 200,-), de kinderen van Hendrik Anriessens (fl. 100,-) en van Pieter en Truitje de Wit (ook fl. 100,-). In juli 1786 werd het nieuwe orgel geleverd door Abraham Meere, orgelmaker te Utrecht, voor fl. 1.400,-.
In 1786 schonk de weduwe van Cornelis Crijnen Peet twee akkers bouwland. Deze kavels lagen aan de Hooglandsche weg. Het register vermeldt dat ze smaen drie schepels zaad groot waren. De katholieken huurden het huis van deze weduwe aan de Groest als schuilkerk tussen 1784-1786 voor een vast bedrag aan huur.
In 1795 schonk Lammert Lam een zilveren wierooksvat en scheepje. Op beide staat gegrift: “Lammert Lam dono dedit.” Op 26 september 1794 staat in Hilversums dodenboek opgetekend: Lammert Lam. De schenking werd dus kort voor het overlijden toegezegd en in het volgend jaar afgeleverd. Op 25 februari 1808 staat in het register van overledenen: “Obiit Catharina van der Linden, uxor Joannis Jacobi Uylenburg Amstelodami, benefactrix hujus ecclesia.” Vermoedelijk is deze Catharina van der Linden een zuster van pastoor Van der Linden. Haar echtgenoot werd ook op de dodenlijst teruggevonden: “10 december 1809 Jan Jacob Uylenburg Amstelodami benefactor hujus ecclesiae.” Het is niet bekend wat zij de Hilversums kerk nalieten.
Rond 1820 kreeg de kerk een zilveren schenkblad met bijbehorende wijnkannetjes voor de H. Mis. Onder het blad stond gegrift: “Jurriaan Vermaas et Joanna Rosendaal dono dederunt.” Het archief bevat geen andere gegevens over deze schenkers.
Na de uitbouw van de kerk in 1854 zijn er meerdere giften genoteerd. De heer Gerrit Veen Franszoon (14 maart 1797-29 juni 1863) schonk een prachtige communiebank, in eikenhout gesneden door de heer Geefs te Brussel. In het front staan de vier Evangelisten, die het geheel in drie hoofdgroepen verdelen: middenin het laatste avondmaal, rechts Jezus die allen weldoet, en links Mozes die het volk het Manna belooft. Het begraafregister bevat meer nformatie over de heer Franszoon. Hij is bijgezet in het familiegraf. Zijn opschrift luidt: “Gerardus Veen Frz, geboren te Hilversum 14 maart 1797, overleden te Haarlem 29 juni 1863.” Ook zijn echtgenote Hildegonde Maria Staal ligt daar begraven. Zij overleed te Hilversum op 30 april 1868 op de leeftijd van 61 jaar.
Het kostbare marmeren hoogaltaar was een gift van de weduwe A. Sinkel (zie afbeelding). Zij schonk kort voor haar dood ook een bedrag van fl. 10.000,- voor de bouw van het St. Annagesticht. Weduwe Sinkel was de dochter van Gerardus ten Brink en Anna Maria Wilmer en werd geboren te Ibbenburen op 17 april 1787. Tijdens haar leven was zij getrouwd met de heer Joseph Moorman en de heer Antoon Sinkel. In het begraafregister staat zij vermeld als volgt: “Anna Maria Agnes ten Brink vidua Josephi Moorman et Antonie Sinkel, obiit 11 september 1859 aestatis anno 72.” Zij is begraven in hetzelfde graf als haar zoon aan de oostzijde van de grafkapel. Het grafschrift luidt: “Hier rusten Anna Maria Agnes ten Brink, eerst weduwe van den weledele heer Joseph Moorman, later van Antoon Sinkel, geboren te Ibbenburen 14 april 1787, overleden alhier 11 september 1859; en de weledele heer Henri Eduard Moormann, geboren te Brighton op 13 december 1845, overleden alhier op 16 maart 1897“. Weduwe Sinkel overleed in de vroege ochtend om 4:00 uur in het huis Hilveroord aan de straatweg van Hilversum naar Utrecht.
De toren werd dankzij de milde gevers voorzien van klokken en van een slaguurwerk. Ook het Van den Brink-orgel werd bekostigd door de algemene bijdragen van de gelovigen. Op zondag 18 december 1859 werd het nieuwe orgel voor de eerste maal bespeeld. Het zangkoor van Hilversum schonk in 1893 een bedrag van fl. 1,500,- voor de onkosten van een reparatie en verplaatsing van het orgel naar de nieuwe kerk. In september 1857 kreeg de kerk twee grote beschilderde doeken voor de zijaltaren. Deze waren door de heer Antoon Brouwer beschilderd met afbeeldingen van O.L.V. Onbevlekt Ontvangen en de H.Vincentius a Paulo. Deze schilder leverde ook de staties van de Kruisweg. De Kruisweg werd gefinancierd door A.J. Povel en zijn echtgenote Clade Bruck. De weldoeners stonden op het schilderij van de XIIe statie tussen de omstanders van het H.Kruis, onder de rechterhand van de Heer. De man draagt een tulband en zijn vrouw is gesluierd. De staties werden op 17 oktober 1881 opgeleverd en plechtig ingezegend door bisschop A.J. Schaepman. Pastoor J.A. Clercx uit Nijkerk hield daarbij de feestrede.
Mevrouw Elisabeth Reijn schonk twee beelden van beeldhouwer Joseph Grave te Munchen. Deze stelden O.L. Vrouw en H.Joseph voor. Het beeld van de H.Joseph stond lange tijd in de Catechismus-kamer, terwijl het beeld van de O.L. Vrouwe tijdens de meimaand werd uitgesteld. De gulle weldoenster stierf overigens zeer jong op 5 april 1861. Zij werd slechts 33 jaar.
Op het katholieke kerkhof in Hilversum liggen vijf adellijke familiegraven. Eén daarvan had het volgende grafschrift: “Joannes Lambertus van der Heijden, geboren te Hilversum 15 augustus 1800 en aldaar overleden 13 maart 1880. Bernardina Josepha Maassen, wed. van de heer Joannes Lambertus van der Heijden, geb. te Utrecht 8 mei 1812, overleden te Hilversum 30 september 1901.” Deze weduwe was de jongere zuster van pastoor T.J. Maassen, die sinds 1852 pastoor was. Haar ouders waren Adrianus Maassen en Anthonia Catharina van Everdingen. Zij deed diverse schenkingen aan de kerk. De eerste gold een bedrag van fl. 1000,- in januari 1881, onder de voorwaarde dat er gedurende 25 jaar H.Missen werden opgedragen van de rente. Daarnaast gaf zij fl. 12.000,- voor de oprichting van het hoogaltaar dat in 1892 werd geplaatst. In overleg met haar schoonzoon schilder A. Brouwer schreef men in december 1892 een prijsvraag uit voor het ontwerp van dit altaar. De prijsvraag werd uitgezet bij Dr. P.J.H. Kuypers te Amsterdam, W. Mengelberg te Utrecht, J.A. Oor en zonen te Roermond en J. Brom te Utrecht, met de eis dat de ontwerpen op 31 januari 1893 waren ingezonden. Twee ontwerpen werden ingediend door Jan Brom te Utrecht en W. Mengelberg. De jury bestond uit A. Schnitgen, domheer te Keulen, J.F.A. Lindsen te Utrecht, Jonkvrouwe Victor de Stuers te ‘s Gravenhage. De jury schonk de prijs aan het ontwerp van W. Mengelberg. De figuren op de vleugeldeuren waren op goudgrond geschilderd. De afbeeldingen stellen de H.Leonard van Vechel, koning Wenceslaus, Thomas van Aquino en Alphons de Liguori voor. Tenslotte schonk weduwe Maassen ook een Hoogwaardig ter ere van de zilveren bruiloft van haar kinderen.
Schilder Antoon Brouwer, geboren in Nijkerk op 18 juli 1827, trouwde op 2 mei 1866 met Cornelia van der Heijden, de dochter van J.L. van der Heijden. Hun zilveren bruiloft viel in de meimaand van 1891. Dat jubileum vierden zij met een schenking van een kostbaar Hoogwaardig uit de smidse van Jan Brom te Utrecht. In augustus 1893 werd dit kunstwerk afgeleverd en kon het voor het eerst dienst doen bij de eerste plechtige H. Mis. Pastoor Bernardus Joannes Brouwer, de oudste zoon van het echtpaar, wijdde het werk in. In februari 1894 werden twee tressen van Juwelen toegevoegd aan het Hoogwaardig. In dezelfde periode volgde het geschenk van de heer Johan de Man die het vergulde kruis boven op de toren schonk. In de koperen bol onder het kruis werd een lied van Jacob Peet Janszoon op een perkamenten oorkonde gesloten.
De lijst met weldoeners gaat verder met Teunis Nieuwenhuysen en zijn echtgenote. Teunis werd geboren te Hilversum op 23 februari 1827, en Lamberta Peet op 8 maart 1830 ter Hilversum. In de zomer van 1892 schonken zij het Sint Antonius-altaar uit witte steen gebeiteld en goeddeels gepolychromeerd. In augustus 1892 werd het door bouwmeester Cuypers begroot op fl. 3000,-. Het altaar werd in 1893 geplaatst. Op de R.K. begraafplaats ligt de weldoener begraven. Zijn grafschrift luidt: “Bid voor de ziel van zaliger Antonius Nieuwenhuysen, echtgenoot van Lamberta Peet, geb. 23 Febr. 1827, overl. 2 April 1899”.
In hetzelfde jaar 1892 schonk de heer L.G. Luijckx, lid van het armbestuur en president van de R.K. Ziekenverpleging, een hostiebeker uit verguld zilver. Het ontwerp was een rijzige toren in laatgotische stijl, door vier schraagbogen gesteund. Op de voet, aan de knop en om de kuip is het met emaille versierd.
In het begin van maart 1893 schonk Th A. van den Broek te Amsterdam een prachtig memorievenster ter gedachtenis van het gouden bisschopsfeest van Z.H. paus Leo XIII. Het pauselijk gezag werd symbolisch voorgesteld door Christus op een troon gezeten, die de hoge waardigheid aan Petrus met zegenende hand overgeeft. In een kleiner tafereel daaronder werd het jongste pausfeest herdacht, waarbij koningen, keizers, een sultan en andere groten der aarde eer aan Leo XIII brengen. Het geheel werd geflankeerd door de patronen van Nederland, de H.Willibrord en H.Bonifatius. Het venster werd ontworpen door Dr. P. J.H. Cuypers en de glasschildering uitgevoerd door Nicolaas en Zoon te Roermond. De naam van de gulle schenkers stond onder in het raam te lezen. Op woensdag 12 Juli 1893 werd het raam geplaatst. In juni van dat jaar schonk de heer H.J. Schmedding een gedreven koperen kruis voor het nieuwe hoogaltaar. Dit kruis werd gemaakt door Jan Brom te Utrecht voor de prijs van fl. 550,-. In juli schonk de heer Johan Geradts, schrijver van de Gooi- en Eemlander, een bedrag van fl. 5000,- voor een Josephaltaar. Dit altaar werd gegund aan de heer W. Mengelberg voor een bedrag van fl. 3.500,, zodat fl. 1.500,- kon worden besteed aan de bijbehorende glasramen en altaargewaden.
Het Maria-altaar, dat zijn plaats kreeg in de eerste noordelijke zijbeuk, was een gedachtenis aan de zilveren bruiloft van Wilhelmus Joannes de Wit en Elisabeth Harmsen. Zij waren op 28 juli 1868 getrouwd en vierden hun zilveren jubileum in juli 1893. Ook van dit altaar was W. Mengelberg de kunstenaar die het uit witte steen beitelde en plaatste in oktober 1894. Later werd het altaar verrijkt met twee beelden van de patroonheiligen. Daarna staan de gebroeders Gerardus en Bernardus Fokker en hun zuster Gertrudis Fokker genoemd als weldoener. Zij waren tapijtfabrikanten, en deden in december 1893 een toezegging voor de schenking van het St. Vitusaltaar. Het ontwerp hiervoor werd in februari 1894 door Dr. Cuypers ingediend en in het midden van die maand werden de kosten begroot op fl. 4.000,- voor het altaar zelf en het daarbij behorend glasraam. Het altaar en het raam werd geplaatst in april en mei 1895. Op het patroonfeest op 15 juni 1895 werd het altaar voor het eerst gebruikt. De familie Fokker schonk ook de gewaden, kandelaren, kruis, tabellen en wat verder tot dit altaar behoorde. Ook schonken zij een Hemel die diende bij plechtige processies met het Allerheiligste of Hoogwaardige in de kerk. Deze werd voor het eerst gebruikt bij de sluiting van het Veertigurengebed in maart 1897, toen Mgr. van de Wetering het Hoogwaardig ronddroeg.
De jaren 1895 en 1896 brachten drie schenkingen van de familie Alders. In mei 1895 schonk Gerrit Alders fl. 1.000,- onder de voorwaarde van kerkelijke diensten gedurende 20 jaar. De heer Jan Alders schonk fl. 1.000,- onder voorwaarde dat men hem tijdens zijn leven een rente zou uitkeren van fl. 40,- per jaar, en dat na zijn dood gedurende 20 jaren H. Missen werden gelezen voor zijn ziel. In april 1896 volgde een schenking van Nicolaas Alders van fl. 1.000,- onder voorwaarde van fl. 35,- rente tijdens zijn leven en na zijn dood H. Missen voor hem en wijlen zijn vrouw Alida Ruiter.
In 1896 schonk Sebastiaan H.F. van Hakeren met zijn vrouw Anna Reyn fl. 800,- voor het ijzeren hek dat de doopkapel afsluit. Het hek werd vervaardigd door smid F.J. Bijlard & Zoon, volgens een ontwerp van Dr. Cuypers. In de lente van 1896 moesten de kapittelen van de pijlers worden hersteld omdat ze onzorgvuldig waren geplaatst. De kosten werden begroot op fl. 3.323,-. Het echtpaar nam de kosten van twee kapitelen op zich. Aan het einde van 1896 waren alle pijlers gereed met hun sierlijke bekroning. De mozaïekvloer in het verhoogde presbyterium vóór en óm het hoofdaltaar was een schenking van de heer Barend Nieuwenhuyzen en zijn echtgenote Lamberta Peet, ter ere van hun gouden huwelijk. Zij schonken daarvoor fl. 1.200,-, en nog een bedrag van fl. 800,- voor de vloer van het Antoniusaltaar. De vloer vóór het Vitusaltaar was een schenking van de eerder genoemde gebroeders en zuster Fokker, ter waarde van fl. 800,-. Hetzelfde bedrag werd geschonken door de heer Johan Geradts voor de vloer van het Josephaltaar. De vloer van het Maria-altaar werd geschonken door de heer Wilhelmus Johannes de Wit en zijn echtgenote mw. Elisabeth Harmsen.
Pastoor Johannes Theodorus Hofman schonk fl. 1.000,- voor de marmeren vloer in het middenschip (zie afbeelding). Op 15 september 1898 overleed de heer Henricus Brouwer. Hij schonk in zijn testament fl. 8000,- aan de kerk, onder voorwaarde dat het bedrag besteedt werd aan een ornament in de kerk. Het bedrag werd gebruikt voor de twee grote transeptramen. Deze zijn geleverd door de firma Cuijpers te Roermond.
Op 20 augustus 1904 schonk de heer Jan Reijn en zijn echtgenote Anna Bijlard een beeld van St. Vitus, de patroon van de kerk. Dit beeld stond oorspronkelijk aan de buitenzijde bij de ingang. Het atelier van W. Mengelberg vervaardigde het beeld voor fl. 400,-. Mevrouw Maria Bernardina van der Heijden schonk in oktober 1903 in haar testament een bedrag van fl. 860,-. In overleg met de familieleden van de overledene werd het bedrag besteed aan twee grote kaarsenstandaarden voor de beelden van de H.Harten van Jezus en Maria, die in het atelier van de firma van Rosmalen te Utrecht zijn vervaardigd.
Bij gelegenheid van zijn zilveren priesterfeest in 1899 schonk Aartsbisschop van Utrecht Henricus van de Wetering de zevenarmige kandelaars in het presbyterium, vervaardigd in het atelier van J. Brom te Utrecht à f 2.000,-. Van de Wetering was ooit pastoor van de Vitus. Bij gelegenheid van hun zilveren bruiloft op 24 oktober 1907 schonken de heer J.B. van der Heijden en mw. Anna Bijlard de kerk een koperen kandelaar voor de paaskaars. Deze werd voor fl. 250,- vervaardigd in het atelier van de firma Van Rosmalen te Utrecht. Het beeld van de H. Gerardus Majella was een schenking van de heer Theodorus Andriessen en zijn echtgenote Elisabeth Brouwer. Zij schonken dit beeld om God te danken voor een gunstige loting voor de militie van hun zoon Theodoor. Het beeld werd vervaardigd in het atelier van de heer W. Mengelberg te Utrecht, die daarvoor fl. 600,- ontving. Het venster in de zijbeuk van de kerk van het Sacrament van het Huwelijk werd geschonken door de heer Jan Theodorus Andriessen en zijn echtgenote Johanna Theodora Hellink. Zij vierden op 10 mei 1909 hun zilveren bruiloft en schonken uit dankbaarheid fl. 700,-.
Op 15 augustus 1909 herdacht pastoor J.Th. Hofman met zijn parochianen de dag waarop hij 40 jaar geleden gewijd was tot priester. Hij schonk bij die gelegenheid aan het kerkbestuur fl. 3000,- voor de aankoop van nieuwe torenklokken. De broers Lambertus J.v.d. Heijden en Cornelis J.L. van der Heijden waren op 15 augustus 1909 in de Metropolitane kerk te Utrecht tot priester gewijd. Zij droegen op 17 en 22 augustus hun eerste plechtige H. Mis op. Zij schonken bij die gelegenheid de twee koperen gedreven engelen plus voetstukken, vervaardigd in het kunstatelier van de heer J. Brom te Utrecht.